Tessa Leuwsha – De wilde vaart – Fansi’s stilte

Dit reisverslag roept bij mij beelden op van het Suriname dat ik in de jaren 90 bezocht. Vooral de namen die een bijna magische kracht voor me hadden: Kankantri, Matapica, Watramama, Faya Lobi. Ook de taal, het Sranan Tongo, geeft op sommige plaatsen in het boek een heel speciale kleur aan het verhaal.
Het roept ook beelden op van brede rivieren, mangroves, vervallen plantages in de jungle (met namen als Alliance en Jodensavanne), het heerlijke eten en de mensen die, ondanks de slechte economische situatie, hun eigenheid behouden. Tessa Leuwsha weet zowel het indringende slavenverleden, als de veerkracht van de Surinamers op een levendige manier te beschrijven. Ik heb enorm genoten van haar indrukken, alhoewel het boek niet echt een plot heeft.

We genoten in stilte, luisterden naar het klotsende water tegen de steigerpalen. Ik rook de geur van nat gras en hout.
`Het schepsel van de natuur…’ zei mijn schoonvader na een tijdje, goedkeurend knikkend, hij had weinig op met praten om het praten. Ook ik knikte en in een ongekende toeschietelijkheid vertelde hij toen over een vriend die in de jaren zestig naar Nederland was gegaan om het geluid van de donder te bestuderen. Hij had de kracht ervan willen registreren om die energie op te slaan in een soort container.
`Ai!’ Pa Zallie had goedkeurend op zijn knie geslagen; alles wat met fysieke en mentale kracht te maken had, juichte hij toe. Zelf al over de tachtig jogde hij nog altijd door de straten van Paramaribo. Kracht was voor hem een vorm van stil protest, van verzet, begreep ik toen. Niet klagen maar dragen. Inheemsen behielden juist een zekere vrijheid, zoals de stonka’s, de duiven, door zich afzijdig te houden.

Citaat pagina 71

Fansi’s stilte

Van Tessa heb ik ook een familiegeschiedenis gelezen. Fansi’s stilte gaat over haar Surinaamse grootmoeder. Tessa’s nieuwsgierigheid werd gewekt naar het levensverhaal van haar schijnbaar norse, strenge oma die al jaren in Nederland woonde, maar weinig over zichzelf losliet. Ze ging haar negen tantes en ooms vragen naar verhalen over vroeger, aangezien Fansi zelf er niet meer was. Geen makkelijke opgave. Oudere Surinamers praten niet graag over hun, vaak beladen, verleden. Toch is het belangrijk dit deel van de pijnlijke koloniale historie te omarmen als een wezenlijk deel van de Nederlandse identiteit, volgens de schrijfster. Geschiedenis gaat leven als het uit de mond van mensen komt die het hebben meegemaakt. Dat is zeker waar voor deze familiegeschiedenis.

Iets soortgelijks?
Raoul de Jong – Jaguarman
Ramon Beuk – Terug naar mijn roti
Toon Fey – Marrons van Suriname

Plaats een reactie