Andrew Miller – Puur

IMG_7309.jpg

Briljant openingshoofdstuk: naïeve, Normandische ingenieur Jean- Baptiste Baratte verdwaalt in het paleis van Versailles in 1785. Waar vrouwen, met torenhoge paarse kapsels als een boot, dwars door de deur gedragen worden, Poolse soldaten een potje kaarten in een kamertje wachtend op een bevel dat nooit komt en een onverschillige minister bitterkoekjes eet bij zijn thee.

Jean-Baptiste krijgt van de laatste de ondankbare, onmogelijke taak om met zijn dertig Vlaamse mijnwerkers het kerkhof Les Innocents te ruimen aan de vooravond van de Franse revolutie. Hij kwijt zich tegen alle verwachting in prima van zijn taak, verliest een vriend maar houdt er nog een liefje aan over ook.

Nooit geweten dat het winkelparadijs Les Halles zo’n ‘stinkende’ geschiedenis heeft, vol rottende kadavers, vochtige aarde en instortende lijkenhuisjes. Waar de wijkbewoners een smerige adem en voedsel met een apart smaakje aan overhouden. O ja, de capabele dokter Guillotin (ja, die!) steekt ook nog even zijn neus in een mummie genaamd Charlotte…

‘Heloise!’

Hij heeft te vroeg geroepen; zijn stem draagt niet ver, maar de vrouw achter hem, zo’n voortijdig bejaard marktvrouwtje met een figuur als een harington, heeft hem heel duidelijk gehoord en bootst hem verrassend goed na, de klaaglijke, hese toon: ‘o HELO-ISE!’

Hij kijkt naar haar om, meer verward dan boos. Wie is zij? Kent hij haar?

‘Hé, mevrouw de koningin!’ roept een andere vrouw, uiterlijk een zus van het eerste schepsel. ‘Zie je niet dat die man wat van je wil?’

Maar ze heeft hen nog steeds niet gehoord, ze staat nog steeds door de winkelruit te kijken, zonder zich bewust van de scène die door de straat haar richting uit komt.

‘Ze wil haar mandenmaker niet jaloers maken’, zegt een derde. ‘Of de oude boekhandelaar. Of jouw mannie! Als mijn mannie ook maar een oog aan haar waagde, dan zou ik hem zijn ballen opdienen als avondmaal.’

Nu draait ze zich om, kijkt naar hen, en loopt niet voor hen weg. Wat ze ook voelt woede, angst, verbazing- ze vermijdt zorgvuldig ieder teken ervan op haar gezicht te tonen. De ingenieur blijft op anderhalve meter, misschien twee meter van haar staan.

‘Hij heeft zijn tong verloren’, zegt de eerste vrouw.

‘Het is niet zijn tong die hij nodig heeft,’ zegt de tweede, lachend om haar eigen geestigheid.

‘Hij is het,’ zegt een mannenstem; er leunt een ruig hoofd uit het raam van een onverlichte kamer in het huis naast de winkel. ‘Die kerel die Les Innocents uitgraaft.’

Citaat pagina 246-247, vertaler Rheintje Ghoos

Iets soortgelijks?

Jeanette Winterson – De passie

Belinda Starling – De vrouw van de boekbinder

Lawrence Norfolk – Het feestmaal van John Saturnall

 

Plaats een reactie