Deze imposante historische roman over het wel en wee van de slavernij aan de Goudkust in de 17e eeuw heeft indruk op me gemaakt. De auteur is er zes jaar mee bezig geweest. En dat is aan de schat aan historische gegevens duidelijk te merken. Toch is het geen onleesbaar, taai verslag maar een spannend en levendig verhaal geworden.
Dat komt vooral door de afwisseling van gedetailleerd beschreven gebeurtenissen, veel dialoog en de persoonlijke schildering van de levens van diverse hoofdpersonen, waardoor ze echt gaan leven.
Aldemar Burghoutsz, de schipper die slaven vervoert, Bomba Jan Michielsz, de mulat in dienst van de West-Indische Compagnie, Nicolaas Sweerts, directeur-generaal van de factorijen, Muzelman Ali, een slavenhandelaar en Quassie Patoe, de aanvoerder van de zwarte hulptroepen in Fort Elmina.
Door deze acteurs op te voeren krijgen we een helder en genuanceerd beeld van de, vaak walgelijke en ellendige omstandigheden waarin de handel in mensen zich afspeelt. Waar geld, politiek en intriges de dienst uitmaken. Het mag duidelijk zijn: niemand hier heeft schone handen.
Een heel belangrijk en actueel verhaal, en zo meeslepend geschreven dat het ook door jongeren gelezen kan worden.
Hij vertrouwt niemand aan deze onbeschaafde kust. Grimmig kijkt hij om zich heen, de drukte van het vasteland in zich opnemend. Mensen. Walgasten. Zwarten – véél zwarten. Liever was hij aan boord van het schip gebleven; hij heeft angst voor de ziekten die op het land heersen veroorzaakt door de onzichtbare, maar kwalijke dampen uit de moerassen landinwaarts. De Hollanders doen hun best om die te dempen, maar dat is langdurig en zwaar werk, en ondertussen blijven de ziekten een zware tol eisen.
Inlanders in volgepropte bootjes roepen hem brutaal en luidkeels aan.
`Kopen, sinjeur, verse fufu?’
‘Borodee?’
`Yam?’
De wortels worden in de rivier afgespoeld, die hier stinkt naar stront en rotte eieren. Iets verderop pist een klein zwart, naakt jongetje met een fraaie boog in hetzelfde water.
Graauw huivert van afkeer; hij houdt zich zo veel mogelijk aan een dieet van uit Holland geïmporteerde waar: scheepsvoedsel.
Aan de overkant wast een groepje vrouwen kleding in het water; ze slaan de kleurrijke stof met harde, ritmische klappen op platte stenen, begeleid door gezang. Er vlak naast wordt een retourvaarder van de Compagnie geladen met grote balen Arabische gom en vaten limoensap, bestemd voor de Amsterdamse markt. De zeelui schreeuwen naar de zwarte dragers, die in colonne over de loopplanken hoog boven hem balanceren, met hun zware lasten op de schouders. Onwillekeurig zijn ze op de maat van het gezang van de wassende vrouwen gaan lopen, zodat het hele tafereel op een nauwkeurig geënsceneerde dans lijkt.
`Vooruit’, zegt de schipper. Hij draait zich om en loopt het plankier van de kade af in de richting van de weg naar het kasteel, gevolgd door Graauw en vier matrozen.
Citaat pagina 42
Op de website kroesvee.nl meer informatie over het boek.
Iets soortgelijks?
Zora Neale Hurston – Barracoon
Arend van Dam – De reis van Syntax Bosselman
Michael Apted, regisseur – Amazing Grace – film
Alex Haley – Roots – tv-serie